1 Mama ’k wil een man hè
Op de paal van het stoplicht was een sticker geplakt: ‘Heeft u last van nachtmerries, slapeloosheid en een bijna burn-out van online dating? Bel Roos’, en dan haar 06-nummer. Het bleef een beetje in mijn hoofd rondspoken.
Onlangs ben ik zelf, na een aantal lange en nog veel meer korte relaties én een lange tijd niks, aan het online-daten geslagen. Mijn vrienden moedigden me aan, ze zeiden dat dat heel gewoon was, helemaal niet kunstmatig en bij deze tijd paste. Ikzelf vond het een beetje voelen als ‘Mama kan niet op een ‘gewone’ manier een man aan de haak slaan. Ze is sneu, een leftover’.
en vooral het ego is, maar dat het ook makkelijk kan ontaarden in een hel. Waar jongeren swipen en liken dat het lieve lust is, neemt de oudere surfer uitgebreid de tijd om een mogelijke gegadigde langs de lat van zijn/haar ellenlange verlanglijst te leggen. Onderweg kan je vele kwetsuren oplopen en je lijdt vooral in stilte, omdat je je schaamt. Maar ik ben er
dus toch aan begonnen.
Daten is veel werk. Je moet een hele administratie bijhouden: iedereen bijtijds terugmailen, geen dubbele afspraken in je agenda plaatsen, de goede naam bij de betreffende persoon zetten, een lijst van engerds aanleggen en vooral niet vergeten het ‘uit te maken’. Zelf maak ik me er geregeld schuldig aan mijn toekomstige partner vrij geestige en vooral lange mails te schrijven, die soms uitmonden in kleine literaire werkjes, om daarna een ontmoeting te hebben die ernstig tegenvalt. De mannen zien er in het echt heel anders uit, zijn plotseling heel klein, hebben een hoge stem of zijn – ondanks de beschrijvingen op hun profiel dat ze ‘heel erg betrokken zijn bij onze planeet’ – totaal niet op de hoogte van wat er in de wereld speelt. In mijn profiel staat nu juist dat ik dat zo belangrijk vind. Hoe kom ik hier weg?
Of ze haken ineens zonder opgaaf van redenen af. Ik vermoed dat ze mij dan gegoogeld hebben, geschrokken zijn van mijn ‘enorme’ staat van dienst als actrice, en vervolgens bang zijn geworden dat ze saai zijn en denken mij niet aan te kunnen. Ook nadat ik ze heb uitgelegd dat ik slechts een VBN’er ben (Vaag Bekende Nederlander) en dat mijn site eigenlijk een beetje aan de opschepperige kant is. Nee hoor, de lafbek laat niks meer van zich horen.
En dan mijn eigen bindingsangst. Tijdens mijn vele fietstochtjes naar een afspraak wil ik regelmatig omkeren. Wat als hij veelbelovend lijkt en een volgende ontmoeting voor de hand ligt? Het zweet slaat me dan aan alle kanten uit en dat komt niet door een opvlieger. Waarom zou ik door iemand die bijvoorbeeld apneu heeft, snurkt, kaal is, raar eet en de wc-deur niet achter zich dichtdoet mijn fantastisch goed geregelde leven overhoop laten gooien?
Met natte oksels rijd ik dan toch maar door in de hoop dat het niks wordt. En als het dan inderdaad gelukkig tegenvalt sjees ik vol zelfbeklag, meestal met mijn hoofd naar beneden terug naar mijn flatje vijfhoog in Slotermeer. De volgende keer zit ik weer op de fiets. Want op een dag zal mijn prins op het – desnoods – grijze paard komen. Mama ’k wil een man hè.
Zou hij bestaan? Maar belangrijker nog: wil ik het echt?